Zij die we liefhebben
en verloren, zijn niet
meer waar zij waren,
maar zijn altijd waar wij zijn.
(Onbekende dichter)
Op de foto, zittend: Mémé Vanderschaeve, Kek haar ouders, Pépé Bakkers,
staand: André, Cécile, Pépé Vanderschaeve, Mémé Bakkers
De originele foto is zo te zien vervangen door een kleiner formaat, op het blad gelijmd.
Op de volgende bladzijde: echte statiefoto’s
Mémé (Vanderschaeve) had stijl, zoveel is zeker!
Als je haar daar zo ziet zitten, zou je nooit geloven dat ze het liefste at met een kromgebogen vork en een versleten Herdersmesje…
En krassen dat dat mesje deed op het bord!
Wij moesten dan wel ‘eten en zwijgen’ en Pépé die ‘s avonds graag een appel at, en dat deed ‘op zijn konijntjes’ met de nodige bijgeluiden,
dat verraadde volgens haar zijn afkomst (Meensestraat), maar dat mesje …
Veel ‘eerste’ foto’s van Kek staan er niet in het album, een paar wazige van in het moederhuis…
De foto’s komen hieronder in min of meer chronologische volgorde, zoals in het album.
De verhalen zijn meer associaties met een specifieke foto.
Sommige herinneringen blijven een leven lang hangen,
maar hebben soms een klein duwtje nodig om aan de oppervlakte te komen.
We beginnen eind 1952!
Tante Nonneke op bezoek naar aanleiding van de verkiezingen eind oktober 1952.
Kek dankt haar naam (Cécile) aan het feit dat tante Nonne een ‘roeping’ had en op
25 maart 1952 is ingetreden in de Carmel in Brugge.
Die roeping met de keuze voor de Carmel is een apart verhaal.
De datum van intrede had ze zelf gekozen: het is in de katholieke kerk het feest van Maria boodschap, of met andere woorden het tijdstip van de ‘onbevlekte ontvangenis’.
Haar nonnennaam werd dan ook Soeur Marie Baptiste van de Annonciatie, een mond vol.
Kek werd een paar weken later geboren, en Pépé moest en zou terug een Cécilleke hebben!
Tante Nonne kreeg de naam Cécile naar de patroonheilige van de muziek, de Heilige Caecilia.
Pépé was muzikaal! Hij was violist en actief in koren en orkesten in Emelgem en Izegem (toen nog aparte entiteiten). Ook tante Nonne was muzikaal. Ze heeft in de Carmel tot op het laatst viool gespeeld.
Over tante Nonne schreef Kek al eerder een verhaal, op haar oude blogstek. De foto’s zijn weg, het verhaal staat er nog!
En ooooh wat werd dat Cécilleke op de handen gedragen!
Op de bovenste foto met tante Edith, die heel zeker veel van de kleedjes genaaid heeft die Kek aan had
En Tante Trees, hieronder, die breide…
De herinneringen aan de twee tantes, en de activiteiten samen, zijn bijna onuitputtelijk.
Die tantes woonden toen nog thuis, zeker tot Kek haar zeven-acht jaar.
In een tweepersoonsbed slapen met een tante was een hele opgave. Kek rolde altijd naar de tante toe. De oplossing werd gevonden in het tussen beiden leggen van een opgerolde deken.
Met Bobbie, wat later
In het album zitten meer dan 10 foto’s met Bobbie.
Een bravere hond kwam Kek later nooit meer tegen.
Bij de middelste foto zitten we op het achterste terras.
Dat terras speelde een belangrijke rol.
Familie en bekenden kwamen langs daar binnen,
zo ook het ‘brood aan huis’ door Lutgarde (tante Nunu) Verhaeghe.
Op dat terras hing in de kersentijd een koord, of twee koorden, die verbonden waren met bellen in de kersenbomen. We kregen dan van Mémé (Vanderschaeve) de opdracht om, van zodra een vogel zich aan de kersen waagde, aan de koord te trekken om te bellen en de vogels te verjagen.
Dat was natuurlijk maar eventjes leuk, en we vergaten al snel onze plicht.
Als het buiten wat te lang stil was, kwam Mémé kijken, en owee: de boom zat vol vogels!
Op dat terras werd ook spinazie gehakt.
In een grote houten bak met opstaande randen, werden bergen spinazie fijngehakt met een groot mes.
In Kek haar herinnering mocht zij dat echt doen.
Het was heel fascinerend om te zien wat er van die berg spinazie overbleef.
We aten die dan, gestoofd en met gebakken broodkorstjes, Mémé met haar kromme vork.
Dat was altijd een zalig maaltje!
Soms vergat ze de croutons op het vuur, en dan waren die ‘lichtelijk’ verbrand.
Maar dat gaf niet: ‘dat kuist de darmen’!
Na het eten werden er middagdutjes gedaan in de keuken:
Mémé in haar zetel, de tantes op drie tegeneen geschoven stoelen.
Kek moest zich dan stil bezighouden aan de tafel.
Pépé deed zijn middagdutje in het salon.
Kek verbleef voor en na de geboorte van Filip in de Guido Gezellestraat.
Op het terras aan de voorkant van de villa in de Guido Gezellestraat
Kek heeft zoveel herinneringen aan die plek met de nephouten begrenzing…
Er bestaat tegenwoordig een naam voor het fenomeen: cementrustiek, ook wel faux bois genoemd.
Waarmee men bedoelt: bouwsels uit een soort beton die op een kunstmatige manier de natuur nabootsen.
Kek vond dat heel bijzondere bouwsels en dat terras was een zeer geliefde speelplek.
In de dikke ‘stammen’ die rechtop stonden, werden soms geraniums of andere bloemen gezet.
Nog af en toe komt deze setting in Kek haar dromen voor.

De stamhouders!
Een meisje, dat was allemaal goed en wel maar een jongen… die zou de naam verder zetten.
Een pop dient om uiteen te halen!
Op de trappen: Filip met Jan Verhaeghe, allebei geboren op 18 april 1953
Waarom tante Grietje en nonkel André (Verhaeghe) daar met Jan op bezoek waren, weet Kek niet.
In de Guido Gezellestraat was er zoveel aandacht voor de kleinkinderen, echte warme aandacht!
Het was er absoluut een tweede thuis, een extra dimensie aan Kek haar kindertijd.
Tantes en grootouders werkten zich niet echt uit de naad om het ons, de kinders naar de zin te maken.
Ze hadden het naar hun zin met ons.
Kek kan de liefde van de tantes én de grootouders nog zeer levendig terug oproepen!

Twee foto’s voor de bloeiende perenboom.
De Poire Williams waren Mémé haar lievelingsperen. Toen we groter werden, en de spelletjes wilder, kon ze écht heel boos worden als er een bloesemtak afbrak.
Naast de perenboom liep een paadje naar het achterpoortje.
Vandaar kwam je bij de garage en de fabrieksgebouwen.
In een eerste deel van de fabriek gebeurde vanalles voor het huishouden.
En over het meeste dat daar gebeurde hing een waas van geheimzinnigheid.
En over veel van wat daar gebeurde, zwaaide tante Edith de plak.
Daar werden gipsfiguurtjes gegoten.
Daar werden pannenkoeken gebakken.
Het was een stapelplaats van bijna alles wat niet in huis binnen mocht.
Vandaar kwam het hout dat gebruikt werd om water te warmen voor het bad.
Het was zalig om bij Mémé en Pépé in bad te gaan, zelfs de voorbereiding ervan was geweldig. Het wachten tot het water in de grote boiler opgewarmd was…
In de Kapellestraat kwam pas later een bad.
Pépé in werkoutfit met Paul, Filip-die-er-niet-graag-bij-is, en Kek die speels plagend Pépé in zijn nek kriebelt
Vermits de nieuwe leestenfabriek in de Kapellestraat naast ‘ons’ huis lag, kwam Pépé geregeld eens binnenspringen.

Onder de grote cederboom in de voortuin bij de villa
Onmogelijk om je een vrediger tafereel voor de geest te halen …
Die cederboom was een van Kek haar favorieten daar in de tuin,
leverancier van kerstgroen en ‘dennenappels’ tot ver in haar middelbaar!
De villa onder de sneeuw!
Ergens helemaal boven, onder het dak met een klein ovalen raampje, had nonkel Riki zijn kamertje.
Het was zoooo spannend om daar eens binnen te mogen!
Het huis was niet hun eigendom.
Pépé heeft nooit een eigen huis gehad of gewild.
‘Al wat je hebt, daar moet je voor zorgen’, zei hij dan.
Tante Nonne heeft ooit heel het verhaal verteld over de huizen waar ze vroeger woonden.
Over hoe Pépé op voorhand vennoten zocht om weg te kunnen bij ‘Talons et Formes’ uit Izegem en ‘op zijn eigen’ te kunnen beginnen. De villa in de Guido Gezellestraat had een fabrieksgebouw achteraan, en dat werd (voorlopig) geschikt bevonden om een eigen bedrijf te beginnen.
De verhuis met de camion en alle meubels en kinderen er op, ze wist er nog alles van.
En dat Mémé zeer content was dat ze eindelijk in een treffelijk huis ging wonen.
En ‘t was allicht een goeie deal dat hij gesloten had met een van de notabelen van Emelgem, dokter Baert.
Pépé kon dat ook echt, een bedrijf ‘op zijn eigen’ beginnen.
Als leraar aan de stedelijke Nijverheidsschool in Izegem wist hij alles over boekhouden en over de organisatie van een bedrijf.
Ooit kreeg Kek les steno van hem.
Dat was leuk en een echte ontdekking dat secretaresses op die manier noteerden.
Bij Kek ging het natuurlijk niet sneller dan gewoon schrijven.
Januari 1956
Een foto die aansluit op een uit de vorige blog
Ze moeten Filip wel met drie in bedwang houden.
Helemaal rechts: tante Marie!
Mémé haar moeder is vroeg gestorven en haar zus, tante Marie heeft zich toen over haar ontfermd.
Later is er ruzie gekomen tussen tante Marie en Mémé.
Kek heeft nooit geweten wat de aanleiding was.
Het onderwerp was taboe.

Onder de cederboom, zomer 1956
Zou tante Edith teveel bloemetjes stof gehad hebben en al snel nog een hemdje voor Filip gemaakt hebben?
We lijken wel complementair…
Op de achtergrond de drie kleine raampjes van de kelder, en het grote raam van de keuken.
In de kelder werden veel appelen en peren bewaard, en soms soep.
Na een paar dagen kon het wel eens gebeuren dat de soep een beetje zuur geworden was…
Mémé rook noch proefde het.
Wij wel, maar er was geen ontkomen aan.
Mee in de processie
Zoals allicht in elke katholieke gemeente in die tijd, trok ook in Emelgem de processie door de straten.
Tante Edith als Engel, Kek als ik weet niet wat…
Kek kan zich nog de nerveuze drukte herinneren over kleren die we moesten passen en die tijdig klaar moesten zijn.
De witte handschoentjes waren het beste van heel het gebeuren!
En die vleugels van tante Edith waren zacht…
Een tweede uitje naar zee: Nieuwpoort.
Dat uitje was met een overnachting. Er is een vage herinnering aan dat hotelletje, waar niet veel mocht.
Het is bij die ene keer gebleven, want zoals in vorige blog aangehaald: Kek haar vader hield echt niet van de zee.
Mémé en tante Trees waren er bij!
Met een gocart rijden mocht wel.
Met Paul had nonkel Riki eindelijk een bondgenoot: het klikte tussen die twee!

Met de studentenpetjes van nonkel Riki op het fietske in huis
Kerst 1956
Wild rondgerij, en ruzie: wie welk petje…
en daarna ‘rustig’ in de zetel voor een groepsfotootje
Met 4 in die heerlijke zetel!
Op de achtergrond, boven Filip zijn hoofd, staat een opgezette Vlaamse Gaai.
Kek liep daar graag eens mee rond, en soms mocht dat ook!
Deze lichtjes chaotische foto valt op tussen alle geposeerde foto’s in het album.
De meeste foto’s zijn door Pépé genomen.
Hij was een fotograaf van het eerste uur.
Kek heeft zelfs nog een paar negatieven op glas uit zijn beginperiode teruggevonden.
Het is Pépé geweest die voor Kek een eerste fototoestel, een Practica, kocht.
En hier was het album vol.
De stroom herinneringen aan de zalige kindertijd daar in de villa is natuurlijk allesbehalve afgewerkt.
Kek wil deze blog graag afsluiten met een gedicht van Ida Gerhardt.
Ida schreef het bij de begrafenis van de dichter M. NIJHOFF
Gedenk nu de aarde opengaat
het kind, dat leefde in zijn gelaat
en dat de lei heeft volgeschreven.
God alleen wist dat het nadien
de grote nieuwe brug wou zien.
De engelen gaven vrijgeleide.
Hij is reeds aan de overzijde.
Mémé is al ‘aan de overzijde’ sinds 1978, Pépé sinds 1989.
Ze hebben allebei hun lei goed volgeschreven, en daar is Kek heel dankbaar voor!